Bloed- en speekselstofzuigers

”Mevrouw in ’t Groen?” Shit, dat ben ik. Ik ben aan de beurt. Tijd om me over te geven aan een oude man met doorlopende wenkbrauwen en scherp gereedschap. Klinkt niet bepaald als een dinsdagochtend waar je je op verheugt. Ik zou nog liever naar kantoor gaan. Maar goed, niet te flauw. Neem plaats in die vreselijke stoel en incasseer de pijn. Hup.

”Alles goed Maxime?” Nou beste meneer, luister even heel erg goed. Met die grote, harige oren van je. Ik lig horizontaal in een stoel, de tieten díe ik heb zijn enkele seconden geleden uit mijn BH gerold (richting nek) terwijl Lisa, jouw assistente die hoogstwaarschijnlijk haar allereerste werkdag ooit heeft, bezig is met het inspecteren (lees: ruïneren) van mijn tanden. In de 50 seconden dat ik hier lig is zij, pak ‘m beet, drie keer uitgeschoten. Er zitten gaten in mijn tandvlees zo groot als de uitlaat van mijn auto en ik proef een mengsel van ontsmettingsmiddel en vers bloed. De tranen branden in mijn ogen van het veel te felle TL-licht maar ik MOET ze openhouden want ik heb een taak, beste meneer de tandarts. Ik moet Wally vinden op de zoekplaat boven mijn hoofd. Ik neem deze taak uiterst serieus.

Lisa is geconcentreerd bezig met haar bloed- en speekselstofzuiger waarmee ze naast het afvoeren van bloed en speeksel ook mijn tong uit mijn huig zuigt. Mijn gehele gezicht is zeiknat omdat ze niet in de gaten heeft dat de mondsproeier nog aan staat als ze haar hoofd omdraait en van achter haar mondkap heel hard: ”WA?” roept naar je. Natuurlijk verstaat ze je niet, dumbass. Verder is slikken geen optie de komende vijf minuten. Mond staat wijd opengesperd en het loopt nogal vol hierbinnen. ”JHUA OO, AA OED! ME U OO?”. Vrij vertaald: ”Ja hoor, gaat goed! Met u ook?” Het ging goed met de man. Toch fijn.

Ik heb Wally nog niet gevonden (kunnen ze hem niet gewoon een fluoriserend bananenkostuum aandoen de volgende keer?) en ik doe alle moeite om mijn tong in bedwang te houden die zonder enige schaamte alle gereedschappen die Lisa in mijn mond duwt betast. Ik kan je zeggen, dat is een lastig karwei. Het lukt niet en bij elke aanraking tussen tong en gereedschap walg ik van het eigen willetje van mijn tong. Ik heb thuis een appeltje met hem te schillen.

Het liefst sta ik nu op en ren ik weg. Maar weet je, het gaat vanzelf voorbij. Pijn is maar even. Dat ellendige geluid van een scherpe, geautomatiseerde slijpsteen ook en straks kan ik lekker mijn mond spoelen. Waar de slijm/wateremulsie tijdens het uitspugen hoogstwaarschijnlijk weigert mijn mond te verlaten en liever blijft hangen aan mijn onderlip. Die ik van ellende heb getransformeerd tot pruillip in de hoop dat het er dan afglijdt. Op dat moment kun je tuffen wat je wil maar het gaat niet weg. Voordat het doekje is gearriveerd druipt alles gewoon op je kin. Eind van het liedje is dat je alsnog de helft van die lauwe pis doorslikt omdat je je schaamt.

”We gaan even foto’s maken, Maxime. Voor de zekerheid”. Dit… Mensen… Dít is een kwestie van timing en teamwork. Niets meer dan dat. Trap hier nooit, ik herhaal nooit in. De tandarts en zijn oogappeltje gaan slinks te werk. Ik heb ze door.

Terwijl Lisa nog bezig is met haar eerste experiment ever op een levende pop (me), haalt meneer tandarts de fotoapparatuur. Wat ik aan het doen ben, Facebook? Al zwetend een mantra aan het herhalen. ”Niet kuchen nu. Niet. Kuchen. Nu. Niet. Kuchen nu. Niet. Kuchen. Nu.” Tandarts keert terug met fotoapparatuur. Lisa bevrijdt mijn mond van haar gereedschap. Ik kan in protest. Het moment is daar. Eerst slikken, dan ademhalen, dan kuchen. Dat lucht op. Goed, we zijn klaar om te praten. ”Wat kos….” Hup, röntgenfotoplaatjes in mijn mond. Wat zeg ik? Messen. Of ik even wil dichtbijten. ”Een momentje hoor.” *Klik*, het is al gebeurd. De foto is gemaakt. Het staat erop, it’s a wrap. Mijn faillissement kan aangevraagd worden. Ik ben niet verzekerd voor de tandarts. Er is nooit iets aan de hand met mijn tanden. Nooit. Ik zou geld moeten krijgen voor het feit dat ik mijn lichaam vrijwillig beschikbaar stel voor experimenten van Brabantse studenten genaamd Lisa.

”Het ziet er keurig uit, Maxime.” Goh, meneer. Bedankt. Ik vind het fijn dat ik heb kunnen bijdragen aan een klein deel van je nieuwe Tesla. Zal ongetwijfeld goed zijn voor mijn karmapunten, toch?

”Zo, even polijsten, hoor”.

Natuurlijk Lisa. Polijst de boel lekker even. Polijst meteen even mijn portemonnee. Misschien wordt die dan ook beschermd tegen invloeden van buitenaf. Lisa veegt met ronddraaiende bewegingen over mijn tanden die eerder samen met mij door de hel gingen. Geen ellendige geluiden meer, geen pijn, geen bloed. Even die arme tanden in de watten leggen. Vraag maar aan mijn tong, die heeft ook dit weer van heel dichtbij meegemaakt. Lisa besmeert de laatste twee tanden met pasta en ik heb net op tijd die geniepige gluiperd van een Wally gevonden.

”Klaar!” Ik voel dat de stoel omhoog gaat en mijn hoofd komt langzaam weer op een hoger punt dan mijn voeten. Ik weet nooit zo goed wanneer het moment is om daadwerkelijk van zo’n stoel op te staan, blijkbaar ben ik te vroeg. Ik blijf hangen met mijn benen een klein stukje in de lucht, mijn armen en hoofd gestrekt vooruit als een klein kind dat zijn moeder wil en brandende buikspieren. Desperate. Lukt niet. Ik val terug. Geduld, Maxime. Geduld. De stoel stopt eindelijk met omhoog komen en ik sta op.

”Fijne dag, Maxime!”

”Joe hetzelfde! Bedankt hè!”

Ik ga mijn lippen insmeren met een pot vaseline en mijn auto, tv en bankstel op marktplaats zetten. Kun je gras eigenlijk eten? Dag Lisa! Dag meneer tandarts! Het was mij weer een waar genoegen.