De haven

De haven

Ik zet mijn zonnebril op mijn neus en open de deur van mijn appartementencomplex. De zon is waterig. Net als mijn ogen en de koffie die ik eerder zette. Het is zo’n dag. Zo’n dag dat er niets aanwijsbaar stom is, maar de positiviteit ver te zoeken.

Ik loop richting mijn favoriete plek: de haven. Een plek waar mensen samenkomen, wandelen, ijsjes eten en borrelen in de avondzon. De haven helpt mij altijd om tot rust te komen. Met de kalme stem van Selah Sue in mijn oren en één hand in mijn broekzak loop ik langs het water. Ik geniet van de zon die warm aanvoelt op mijn huid. Het pad langs de haven is smal en ik passeer de ene na de andere voetganger. Ik glimlach naar een oude dame die langzaam achter haar nog oudere hondje aansjokt. Ze glimlacht terug. ”Dag”, zegt ze. Op het bankje aan het water zitten een jongen en een meisje wat ongemakkelijk naast elkaar. Eerste date? Ik denk aan de paar keer dat ik een eerste date had. Ik lach in mezelf.

Een zachte wind waait door mijn haar. Ik haal diep adem en zeg tegen mezelf dat het allemaal zo slecht niet is. Dat ik moet genieten van het groene gras, de spelende kinderen, kwispelende honden, verliefde mensen en de weerspiegeling van bomen in het water. Ik gehoorzaam.

Ik nader de brug. De brug is het cruciale punt waar ik bedenk of ik een grote ronde ga maken of een kleine. Ik kies voor een grote ronde en sla rechtsaf de polder in. Minder mensen, meer ruimte. Als ik de polder in loop wordt niet alleen de omgeving ruimer maar ook de ruimte in mijn hoofd. De polder voelt alsof ik net even diep in- en uitgeademd heb. Een oase van rust overspoelt mij en mijn oog valt op een wei vol lammetjes. Ze spelen en rennen in cirkels achter elkaar aan. Moeder houdt alles nauwlettend in de gaten.

Zonder dat ik het door heb gaan mijn gedachten er met mij vandoor. Hoe voel ik mij? Vraag ik mezelf. Ik heb niet direct een antwoord. Ik weet het niet, gek genoeg. Het gaat oké, maar het kan beter weet ik uit ervaring. Ik vind wandelen fijn en de muziek die ik luister ook. Het is lekker weer. Ik ben alleen, maar dat is goed en niet erg. Ik dwing mezelf iets dieper te graven en het woord maar te vermijden. Ik denk dat ik me leeg voel. Ik mis het high zijn van bepaalde situaties. De mix van adrenaline en enthousiasme. Dat gevoel dat niets mij kan schelen, behalve de bubble waar ik op dat moment inzit.

Tevreden met deze zelfreflectie loop ik verder langs de weilanden. Ik merk dat de zon onder gaat en de roze kleuren die in de lucht boven mij verschijnen leveren mooie plaatjes op. Ik pak mijn telefoon uit mijn broekzak en neem een foto. Ik kijk er kort naar. Waarschijnlijk delete ik de foto over een week of twee. Geheugen vol. Wat zou het fijn zijn om tweewekelijks ook wat dingen uit het hoofd te deleten als het vol zit.

In de verte zie ik de haven weer. Hoe dichterbij ik kom hoe meer mensen ik zie. Door de glazen van mijn zonnebril gluur ik stiekem naar ze. Ik loop weer op het smalle pad naast de haven. Hier ben ik niet alleen, hier zijn meer mensen. Naar sommigen glimlach ik, anderen loop ik voorbij. Ik probeer te bedenken waarom ik onderscheid maak. Houding, uitstraling en blik, denk ik. Automatisch ga ik wat rechter lopen en probeer ik mijn mondhoeken een klein beetje op te trekken. Ik test of voorbijgangers ook naar mij zullen glimlachen als ik een open houding aanneem en er vriendelijk uitzie.

Een vrouw van rond de veertig passeert me. Ze lacht. ”Hi”, zegt ze. Ik schrik en brabbel iets terug. Het werkt. Dit spel van oogcontact maken met volslagen onbekenden is leuk en het geeft mijn humeur een boost, merk ik. Tijdens mijn wandeltocht op het smalle pad langs de haven maak ik contact met steeds meer mensen. Het optrekken van mijn mondhoeken kost ineens niet meer zoveel moeite. Het gaat vanzelf. Ik glimlach en die glimlach komt van binnen. Ik voel me goed en loop zelfverzekerd verder. Ik nader mijn appartement en realiseer me dat het hoog tijd is voor het volgende level van dit spel. De deur van mijn appartement openen en dit gevoel vasthouden.